Het is een cirkel. Ik ben er eindelijk achter, het is een
cirkel. Een eindeloze cirkel.
Ik kan het nu zien, na een jaar kan ik het zien. Alle zijpaden zijn geen
zijpaden, het zijn kleine stukjes die toegevoegd word in de cirkel. De cirkel
word hiermee groter, maar het behoedt niet het naderen van dezelfde positie
waar ik keer op keer in beland. De cirkel kan snel draaien, groter worden,
langzaam draaien en kleiner worden. Ik kan hem alleen niet stoppen, ook al zie
ik nu in dat het een cirkel is. Een eindeloos draaiende cirkel met maar 1
escape en dat, dat is de dood.
Al meerdere jaren loop ik in de cirkel rond. Ja, al meerdere
jaren en ik zit er volledig in klem.
Hoge muren die er langs lopen, de duisternis die er overheerst. Zodra ik een
lichtje zie volg ik hem gelijk, mijn gehele focus gaat daarnaar toe en dan? Dan
word de cirkel groter en draait het langzamer.
Vanaf het moment dat ik de grond raak. Wanneer ik vol met
mijn lichaam om de bodem beland, dan heb ik even rust. Te weinig kracht,
energie en moed om te vechten. De wonden en de schade moet eerst iets helen en
vanaf het moment dat ik voorzichtig opsta en begin te lopen. Loop ik weer in
een cirkel.
Ik pak dingen op, probeer manieren te vinden om weer te kunnen overleven. Ik ga
naar mijn afspraken, ik onderneem dingen. Ik doe mijn passie, wel ik zeg nu wel
passie maar zo voelt het niet meer voor mij. Het is meer een wetenschap dat ik
die dingen altijd vond om te doen.
Muziek, sporten, fotograferen noem het maar op. De perfecte buitenkant en
masker vormen zich weer om het lege omhulsel. Alles wat anderen zo graag willen
zien: ik leef. Alleen het tegendeel is waar, ja, ik sport, ja, ik maak muziek,
ja, onderneem sociale dingen. Maar ondertussen voeden de demonen zich in mijn
hoofd. De eetstoornis klopt weer aan, vertekent mijn zelfbeeld. De drang om te
sporten is te groot, de wens om af te vallen is te groot en wanneer dat niet
gebeurd breek de hel uit. Mijn stemming is de hele tijd slecht gebleven en
genieten van dingen, nou dat lukt eigenlijk niet. Het is nep, het is een muur,
een masker. Tot het moment dat ik het eigenlijk niet meer aankan, dat ik de overlevingsfaçade
niet meer vol kan houden.
Ik probeer nog hulp te vragen, gaten in de muren te creëren van de cirkel zodat
het langzamer gaat. Dat alles langzamer gaat, zodat ik kan rusten, slapen en
even niet meer hoef.
Ondanks dat ik hulp wil, nabijheid wil, duw ik allereerst
mensen weg. Ik word boos op de verkeerde mensen. Ik wil niet meer dat ze
dichterbij komen. Ik wil ze beschermen. Beschermen van mijn pure duisternis
waar ik in ronddwaal. Beschermen van de mogelijke pijn die ik ze aandoe. Zo, zo
gaan de muren dicht en word de cirkel weer kleiner. Uitgeput, struikelend
verlies ik controle. Ik verlies de controle over mijn hoofd, ik verlies
controle over mijn lichaam. En toch, toch loop ik door. Ik begin zelfs te
rennen, wegrennen van mijzelf. Huilend, vol paniek en eenzaamheid loop ik
verder over de cirkel. Af en toe lukt het om wel mensen even toe te laten, mij
te laten helpen, maar ik wil die hulp niet. Waarom vraag je je misschien af?
Nou, het is hulp die ik niet wil omdat ik dat leven niet wil. Ik wil niet
geholpen moeten worden met lopen of uit een dissociatie te komen. Ik wil niet
afhankelijk zijn.
Dat is de valkuil van mijn cirkel, het gevaar. De cirkel is namelijk maar een
smal pad en ik loop continue langs de rand. Tot het moment dat ik val, spring
of erin word getrokken.
Zodra iedereen is weggeduwd en ik braaf doe wat er van mij
verwacht word, dan sluit de hoge muren om mij heen. De cirkel word een tunnel
zonder lampen, af en toe een lampje om de cirkel groter te maken.
De cirkel gaat sneller draaien, ik ga harder rennen. Ik struikel, sta huilend
op om verder te strompelen. Het laatste stuk waarin ik iedereen heb weggeduwd,
niemand meer toelaat.
Vanaf dat moment word ik geblinddoekt door mijn demonen. Ze
winnen meer en meer terrein. En ik? Ik verlies alle controle. Geblinddoekt en
vastgebonden, vol pijn en eenzaamheid strompel ik verder in de cirkel. Mijn
lichaam is uitgeput, mijn geest is uitgeput van de dagelijkse gevechten. Ja,
helaas worden de dissociaties, de pijn, de eetstoornis steeds erger na mate ik
zwakker word. Ik kan het niet meer stoppen. In de pure duisternis maak ik een
sprong, de ultieme sprong naar een uitweg. Er is alleen maar een uitweg en dat
is de dood. Het moment dat mijn hart stopt, ik stop met ademen en mijn hoofd
eindelijk stil word. Het moment dat alle demonen in mijn hoofd hebben gewonnen
en van de echt ik niets meer over is. Ik spring in de hoop dat de klap fataal
is, alleen tot nu toe kom ik bij op een nog diepere bodem, met een nog steilere
helling omhoog.
Je kan het zien dat de cirkel een helling is met punt dat het hoogst is, achter
dat is de klif waar ik dan weer in val niet wetend wanneer de bodem is bereikt
en ik de cirkel weer opnieuw moet bewandelen.
Als jong kind was de cirkel nog vlak. Bij elke nieuwe klap, elke nieuwe val begon de cirkel te hellen en ik moest steeds meer klimmen. Na elke val was er een nieuwe manier om er mee om te gaan, om mijzelf te beschermen. Een nieuwe coping. Deze zijn nu mijn demonen, het was altijd een valstrik. Die nieuwe coping was alleen maar een methode om mij cirkel te laten krimpen, steiler te laten zijn, zodat de volgende val nog harder aankwam.
Nu ben ik volwassen en ik zie eindelijk de cirkel, de eindeloze vol duisternis gehulde cirkel. Voor de zoveelste keer dit jaar heb ik hem gelopen, gerend, gestrompeld en opnieuw heb ik de cirkel bijna voltooid. De blinddoek voor zijpaden om de cirkel groter te maken is al om. Ik vecht nog tegen de touwen die om mijn armen worden vastgebonden. De manieren om te overleven, om te blijven lopen op de rand ontnemen mij alle energie en ik verlies steeds vaker de strijd. Ik voel de touwen al, hoe ze mijn armen bijeenhouden. Ik kijk al naar dingen alsof het voor het laatst is. De eindeloze cirkel is bijna op zijn hoogst. Opnieuw is er alleen nog maar pijn, uitputting en eenzaamheid. Opnieuw ben ik bijna bij de rand van de klif, klaar voor de sprong. Het is wachten op het moment dat ik spring, al denk ik dat ik dit keer over de rand gegooid word. Voor de volgende val met de hoop op de fatale klap. De sprong die er voor zorgt dat ik eindelijk uit de cirkel kan, dat ik hem niet meer hoef te doorlopen. Het moment dat je over de rand kijkt en mij ziet liggen. Een hoopje mens. Uitgevochten en met elk bot gebroken lichaam liggend op de diepste bodem van het leven…
Ik hoop alleen dat ik dan niet alleen ben…